Een winterse Semois

Het moet niet altijd ver zijn, om in alle eenvoud van natuurlijke schoonheid te genieten. We zijn in dit kleine, complexe landje met veel te veel ministers, op dat vlak verwend. We kunnen honderd kilometer naar het westen rijden en er genieten van het Noordzeestrand, grijze garnalen en met wat geluk een mooie zonsondergang. In oostelijke richting zijn er de venen en de bossen die ruiken naar natte humus en badschuim, prachtige valleien en een rijkdom aan wild en ander lekkers. Ietwat dieper, in de richting van de Gaume -onze Belgische Provence- kronkelt de Semois die met zijn vele meanders bijna perfecte ovaalvormige bergtopjes omhelst als jonge borsten. A-cupjes. Zachtglooiend en stevig, en in de winter beneveld en licht besneeuwd alsof er zuinig met een grote bus poedersuiker overheen werd geschud.

Altijd fijn om op dag twee van het nieuwe jaar alvast één voornemen waar te maken: je maag de pauze gunnen waar ze zo naar snakt. Zoveel fondue, gourmet en gevulde kalkoen dat je je op de duur met dat beest verwant gaat voelen. Maar de familiale warmte en de pakjes maken veel goed. Eigenlijk zou ik terug de gewoonte willen invoeren waarbij we rond deze tijd elk drie voornemens in een omslag steken en dicht plakten, en die pas volgend jaar weer openen om te zien wat we er van gebakken hebben. En de verliezer betaalde een rondje. Dat was de afspraak. Alleen was ik altijd de verliezer. Want keer op keer was afvallen en eindelijk dat boek schrijven aan de orde. En dat kwam er maar niet van. En het derde, dat wil je niet weten.

Dus eindelijk rust vinden in de Ardennen na al die verplichte nummertjes en het volbuffelen tussen kerstboom, slingers en sfeerlichtjes. Nog even en het kan weer allemaal opnieuw voor een jaar de doos in. Gedaan met boom en ballen, en versieren. Ons maag kreeg alvast na een stevige winterwandeling terug zin in eenvoudige kost, zoals ajuinsoep met een kwakje rouille, een toefke kaas en een paar stevige donkerbruine boterhammen. De eigenaar bleek een Italiaan die Vlaams én Frans kon. Mooi toch? Maar soep maken lukte minder want ze trok op niets van wat wij ons voorstellen bij een dikke smaakvolle soep waar je twee keer plezier van hebt. Les musiciens! We zijn er verdorie een nacht en een halve dag niet goed van geweest.“Prettige feestdagen nog!”, zei onze iets te onstuimige, Hollandse gastvrouw toen zij en haar onvriendelijke boskater ons uitwuifden. Geef mij toch maar een echte Waal, hard als de donkergrijze arduin waaruit hij werd gekapt, maar zo puur en authentiek en zacht in zijn woorden, die al generaties weet wat gemeende gastvrijheid en een goede ajuinsoep zijn…

Dit bericht is geplaatst in ergens onderweg. Bookmark de permalink.